Markten in Vlaanderen doorheen de vroegmoderne tijd

MARKTEN IN VLAANDEREN DOORHEEN DE VROEGMODERNE TIJD

DETAILS

Gebruikte databank:

STREAM

Datum:

mei 2022

Categorie:

Blog

Auteur: Wouter Ronsijn 


De Gentse bloemenmarkt viert dit jaar haar 250ste verjaardag en is wellicht de oudste bloemenmarkt van Vlaanderen. Zo zou er op de Gentse Kouter voor het eerst bloemen verkocht zijn door de hovenier Toontje Verstuyft op de eerste zondag van juni in 1772. 

Tot in de late twintigste eeuw speelden de lokale wekelijkse markten een centrale rol in het economisch en sociaal leven van de dorps- en stadsbewoners. Toen gingen het niet enkel om bloemen, maar een grote variëteit aan producten. Wouter Ronsijn (UGent) reconstrueerde op basis van de STREAM-databank de ontwikkeling van de wekelijkse markten in het graafschap Vlaanderen tussen ca. 1550 en 1800. Waar kon men terecht? En op welke dagen? 

Week-, maand- en jaarmarkten

Eeuwenlang speelden de lokale markten een centrale rol in het economisch en sociaal leven van de dorps- en stadsbewoners. Op basis van marktaanvragen en -octrooien, officiële enquêtes en overzichten verzameld in de Stream-databank, stelden we een overzicht op van alle plaatsen in graafschap Vlaanderen die tussen 1550 en 1800 officieel of officieus een markt hadden. Daarbij gaat het om fysieke markten: bijeenkomsten van kopers en verkopers op specifieke plaatsen en tijdstippen. Het woord ‘markt’ komt van het Latijnse mercatus. Boeren en boerinnen kwamen er voedsel verkopen (zoals graan, aardappelen, boter, eieren, pluimvee) of grondstoffen (zoals vlas, kemp, oliehoudende zaden). Kramers kwamen met consumptiegoederen (potten, pannen en dies meer) naar de markt, en ook beenhouwers of visverkopers sleten er vaak hun waren. Wekelijkse markten waren eerder gericht op de verkoop van goederen voor dagelijks gebruik (voedsel maar ook grondstoffen). Maandelijkse markten dienden vaak voor de verkoop van vee, terwijl op jaarmarkten een ruimer aanbod aan consumptiegoederen te vinden was of grote paardenmarkten gehouden werden. Gent had één van de oudste jaarmarkten, de zgn. Bamisfoor die ter gelegenheid van het feest van de Heilige Bavo op 1 oktober werd gehouden. Die foor zou teruggaan tot de negende of tiende eeuw. In de middeleeuwen vormden de jaarmarkten van Torhout, Rijsel, Ieper, Mesen en Brugge een cyclus van opeenvolgende foren waarbij elke foor een maand duurde. In het hertogdom Brabant waren de jaarmarkten van Antwerpen en Bergen-op-Zoom de belangrijkste. Deze fysieke bijeenkomsten op specifieke plaatsen en tijdstippen waren een praktische oplossing voor kopers en verkopers om elkaar te vinden. Bij handel zijn steeds twee partijen betrokken, en markten brengen die partijen bij elkaar. Bovendien maakten markten de handel transparanter, omdat ze zicht boden op vraag en aanbod en zo de prijs beïnvloedden.

Aantal wekelijkse markten

Volgens sommige bronnen richtte graaf Boudewijn III in 958 wekelijkse markten op in Brugge, Kortrijk, Torhout en Roeselare. Daarmee zouden zij tot de oudste markten in Vlaanderen behoren, maar vandaag twijfelen historici of die bewering wel klopt. Het ontstaan van de eerste markten in Vlaanderen is in nevelen gehuld. Niettemin is het wellicht juist dat meerdere Vlaamse markten hun wortels hebben in de hoge middeleeuwen (1000-1250) of vroeger. Naarmate de bevolking van Vlaanderen toenam en de handel groeide, steeg op de lange termijn ook het aantal markten. Volgens historicus Peter Stabel was Vlaanderen in de zestiende eeuw een regio met veel steden en marktcentra en kwamen er die eeuw nog verschillende nieuwe centra bij.

Vanaf de vroegmoderne periode hebben we voldoende bronnen om die evolutie cijfermatig te volgen. We gingen voor zes tijdstippen na (1550, 1600, 1650, 1700, 1750 en 1800) welke plaatsen een wekelijkse markt hadden, en op welke dag van de week die markt (of de belangrijkste markt) doorging. Zo blijkt dat Vlaanderen rond 1550, met bijna 60 markten, al een dicht marktnetwerk had (zie grafiek 1). In de tweede helft van de zestiende eeuw daalde het aantal markten echter sterk, samen met de economische ontwrichting en demografische aderlating aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Ongeveer een kwart van alle markten was rond 1600 verdwenen, en het duurde tot rond 1700 vooraleer Vlaanderen opnieuw ongeveer evenveel markten telde als rond 1550. Het aantal markten groeide vooral sterk na het midden van de achttiende eeuw. Tussen 1750 en 1800 kwamen er meer dan 20 markten bij, meer dan een derde van het aantal bestaande markten. In de negentiende eeuw nam dat aantal nog toe. Omstreeks 1868 telden de provincies Oost- en West-Vlaanderen maar liefst 110 markten. Door de opkomst van de kleinhandel en de supermarkt zijn de meeste markten echter in de loop van de twintigste eeuw verdwenen.

Grafiek 1: Totaal aantal markten in Vlaanderen, 1550-1800 (Bron: UGent, Queteletcentrum, STREAM-databank)

Vrijdag (geen) marktdag?

In de vroegmoderne tijd waren de markten eerder gelijk verspreid over de verschillende weekdagen, behalve dat er op zondagen geen en op vrijdag weinig markten doorgingen (zie grafiek 2). In de middeleeuwen waren er nog verschillende plaatsen met een zondagse markt, zoals Assenede en Stekene, maar die werden op een bepaald moment verplaatst. Er waren wel uitzonderingen, zoals de markten voor vogels, bloemen en aardappelen die ca. 1800 in Gent op zondag werden gehouden. Dat er weinig markten op vrijdag bestonden heeft misschien te maken met soberheid geïnspireerd door de katholieke regel om die dag geen vlees te eten. Het kan echter ook te maken hebben met het feit dat vrijdag de voornaamste marktdag van Gent was. Op die dag duldde de stad Gent geen concurrerende markten, terwijl nieuwe marktplaatsen wellicht ook niet met Gent wilden concurreren. Bij de inrichting van nieuwe markten koos men vaak dagen waarop in de buurt nog geen andere markten doorgingen. Naarmate het Vlaamse marktnetwerk dichter werd, kwamen er steeds meer markten op vrijdagen bij.

Grafiek 2: Aantal markten per weekdag, 1550-1800 (Bron: UGent Queteletcentrum, STREAM-databank)

Officieel en officieus

Waarschijnlijk zijn vele officiële markten ontstaan uit oudere, informele markten, ontstaan zonder impuls van de lokale overheid. Plaatselijke gezagsdragers hadden verschillende redenen om dergelijke informele markten een officieel karakter te geven. Erkenning droeg bij tot de veiligheid en stabiliteit van de markt. Zo hoefde de markt niet langer in de schaduwzijde van de openbare ruimte door te gaan. De veiligheid van de marktbezoekers werd soms uitdrukkelijk verzekerd in de octrooien waarmee ze werden erkend. Daarnaast maakte die erkenning het makkelijker voor de overheid om toezicht uit te oefenen op de handel die er plaatsvond. Door markten officieel te erkennen, en handel buiten die markten te verbieden, kon men de kwaliteit van de koopwaar inspecteren, kreeg men een beter zicht op de bevoorrading van steden en dorpen, kon men kennisnemen van (en eventueel invloed uitoefenen op) de prijzen waaraan de goederen werden verkocht, en kon men controle uitoefenen op de maten en gewichten waarmee werd gerekend.

Bovendien kon men dan ook belastingen heffen op de markthandel, wat dan voor de kopers en verkopers weer een reden was om die officiële markten te ontwijken en elkaar elders, in het informele circuit, te ontmoeten. Officiële erkenning werd ook gevraagd om het voor inwoners gemakkelijker te maken grondstoffen of voedsel te kopen of hun producten te verkopen, en om de activiteiten te ondersteunen van de herbergiers en winkeliers bij wie een deel van de winst op de markt meteen werd uitgegeven. Daarnaast gaf een markt een dorp ook prestige.

Bij de oprichting van markten speelden echter niet alleen economische of fiscale overwegingen een rol. Markten en foren waren niet alleen plaatsen waar goederen werden verhandeld of belastingen werden geheven. Ze boden ook een gelegenheid voor vertier, voor het verspreiden van nieuws of van geruchten, en ook voor protest en voor strijd. Voor de boeren was de marktdag niet alleen de dag waarop er geld kon verdiend worden met de verkoop van landbouwproducten, het was ook de dag waarop men in zondags pak naar de stad trok om daar het laatste nieuws te vernemen of modieuze nieuwe spullen aan te schaffen. Ook notarissen hadden het drukker op marktdagen. Op succesvolle markten kwam heel wat volk samen, wat een gevaar kon inhouden voor de openbare orde. Vooral bij de oprichting van foren werd soms wat moraliserend het bezwaar gemaakt dat dit dagen van dronkenschap en ledigheid waren.

Het opstellen van bovenstaand overzicht was niet zo eenvoudig, en wat hier werd voorgesteld kan geen aanspraak maken op volledigheid. Het geval van Opbrakel is een mooi voorbeeld van de moeilijkheden bij de reconstructie van het overzicht. In een enquête van begin jaren 1800 stelde de burgemeester van Opbrakel dat zijn gemeente geen markt had. Een poging van enkele jaren eerder om een markt op te richten, stuitte op verzet van de naburige marktplaatsen Nederbrakel en Geraardsbergen en leidde tot niets, omdat de centrale overheid geen toestemming gaf. Die toestemming was sinds de middeleeuwen noodzakelijk, tot die voorwaarde in 1870 afgeschaft werd. Maar de burgemeester gaf in diezelfde enquête eerlijkheidshalve wel toe dat de inwoners van zijn dorp zich gewoonlijk elke donderdag verzamelden, onder meer in herbergen, om onderling kleine waren te verhandelen voor de behoeften van hun gezin.

Aankondiging van de herinrichting van een markt in Opbrakel, 1800. Het ging om een officieuze markt zonder toestemming van de centrale overheid (Bron: Rijksarchief Gent, Scheldedepartement, 2315/5)
Aankondiging van de herinrichting van een markt in Opbrakel, 1800. Het ging om een officieuze markt zonder toestemming van de centrale overheid (Bron: Rijksarchief Gent, Scheldedepartement, 2315/5)

Is dat dan wel of geen markt? Ook buiten de officiële erkende markten gingen activiteiten door die we als markten kunnen zien. Dat waren soms heuse informele markten die nu eens getolereerd, dan weer bestreden werden. Omgekeerd bestonden sommige officiële markten enkel op papier, terwijl ze in werkelijkheid nauwelijks bezocht werden. Over die officiële markten weten we echter vaak meer, precies door hun officieel karakter. In een volgende blog tonen we waar die markten zich bevonden.

Bronnen

  • UGent Queteletcentrum, STREAM-databank.

Literatuur

  • Blockmans, F., “L’équipement commercial de la Flandre avant 1300”, Annales de la Fédération archéologique et historique de Belgique, 1938, pp. 273-286.
  • Carlier, J. J., “Origine des foires et des marchés publics en Flandre”, Annales du Comité Flamand de France, 1861-1862, 6, pp. 127-139.
  • Stabel, Peter. De kleine stad in Vlaanderen.  Brussel, Paleis der Academiën: 1995.
  • Stabel, Peter. Dwarfs among giants. Leuven, Garant: 1997. 
  • Van Damme, Ilya. Verleiden en Verkopen. Amsterdan, Aksant: 2007.
  • van Bavel, Bas. Manors and Markets. Oxford, Oxford University Press: 2010.
  • van Houtte, J. A., “Les Foires dans la Belgique ancienne”, La foire. Bruxelles, Éditions de la librairie encyclopédique: 1953, pp. 175-207.
  • Viaene, Antoon, “Duizend jaar markt te Roeselare”, Biekorf, 1958, 59, pp. 369-372.
  • Verhulst, Adriaan, “De vroegste geschiedenis en het ontstaan van de stad Gent”, Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, 1972, 26(1): 5-39.
  • Ronsijn, Wouter. Commerce and the Countryside. Gent, Academia Press: 2014.
  • Voor een recent overzicht, zie www.markten.be en www.belgischemarkten.be

Wil je aan de slag met de hierboven gebruikte dataset? Aarzel dan niet om contact op te nemen met queteletcenter@ugent.be