De kaarten maken meteen duidelijk dat er enorme regionale verschillen bestonden binnen België. Dat heeft in de eerste plaats, maar niet uitsluitend, te maken met nederzettingspatronen en bevolkingsdichtheid. Vanzelfsprekend kunnen er meer markten voorkomen in streken waar het landschap opgedeeld is in vele kleine dorpjes dan in streken met slechts enkele uitgestrekte dorpen. Dat was bijvoorbeeld het geval in Oost- en West-Vlaanderen die vele wekelijkse markten telden, maar niet in Haspengouw, waar nochtans ook vele kleine gemeenten voorkwamen. Verder kwamen er veel markten voor in de dichtbevolkte opkomende Waalse industriegebieden rond Mons, La Louvière, Charleroi en in mindere mate Luik, maar ook in de veel minder dicht bevolkte Antwerpse Kempen hadden nagenoeg alle gemeenten een markt. Ten zuiden van de Samber en Maas, waar maar weinig mensen woonden, waren er ook weinig markten.
De kaart voor 1868 maakt verder duidelijk dat, naast nederzettingspatronen en bevolkingsdichtheid, ook regionale economische verschillen een rol spelen. De vele wekelijkse markten in de Antwerpse Kempen dienden vooral om de lokale boeren voordelig hun boter, onder meer bestemd voor de grote steden, te laten verkopen, terwijl de markten in de Waalse industriegebieden wellicht vooral de bevoorrading van lokale consumenten moesten verzekeren. Jaarlijkse markten, die in de negentiende eeuw nog een rol speelden in de veehandel, kwamen opvallend veel voor in onder meer de weidestreek rond Luik.
Tenslotte zijn er ook nog sporen zichtbaar van de macht die steden lange tijd konden uitoefenen over het nabije platteland. Zo zijn er opvallend weinig markten in de onmiddellijke omgeving van enkele grote steden zoals Brugge, Gent, Antwerpen of Brussel. Toch waren er wel al markten in enkele gemeenten die grensden aan die grote steden en die allicht al deel uitmaakten van de stedelijke agglomeratie, zoals Borgerhout bij Antwerpen of onder meer Schaarbeek en Sint-Jans-Molenbeek bij Brussel.
De strijd die, fysiek of woordelijk, eeuwenlang gevoerd werd op en om markten maakt het belang van deze instelling duidelijk. Er werd gestreden tussen stad en platteland over het recht om markten te mogen houden. Er werd gestreden om toegang tot de markt, door kopers en verkopers, mannen en vrouwen, landbouwers, kramers, ambachtslui en winkeliers. Via markten had men toegang tot en controle over handelsstromen, een rechtstreekse bron van inkomsten voor de verkopers, soms ook onrechtstreeks voor de winkeliers en herbergiers die op marktdagen meer volk verwelkomden, of voor overheden die belastingen inden op markten. Kennis van de ontwikkeling van deze concrete markten is onontbeerlijk voor een goed begrip van het dagelijks leven in het verleden.