We hebben opnieuw een warme, droge zomer achter de rug. Van 9 tot en met 16 augustus ging er een hittegolf over het land. Voor veel mensen vormt die extreme hitte een groot gezondheidsrisico. Vooral ouderen en mensen met hart- en vaatziekten of ademhalingsproblemen lopen dan een groter risico op overlijden. Tijdens de hittegolf stierven in België 343 mensen meer dan we normaal zouden verwachten in die tijd van het jaar. Dat is veel, maar beduidend minder dan tijdens de hittegolf van augustus 2020, het eerste coronajaar, toen er maar liefst 1460 mensen meer stierven dan verwacht.
Voor elke dag berekenden we de verwachte sterfte op basis van het gemiddelde van dezelfde periode in de vijf vorige en vijf volgende jaren. Die verwachte sterfte vergeleken we dan met de werkelijke sterfte. Als de werkelijke sterfte hoger ligt dan de verwachte sterfte, spreken we van ‘oversterfte’. Om de impact van hitte te bepalen, keken we naar de oversterfte op dagen die deel uitmaakten van een hittegolf. Hittegolfdagen zijn dagen in een reeks van minstens vijf opeenvolgende dagen waarop 25 graden of meer werd gehaald, waarvan op minstens drie dagen 30 graden of meer werd gehaald (grafiek 1.).
We stelden vast dat hittegolven in het verleden wel degelijk leidden tot extra overlijdens. Op hittegolfdagen van juni tot en met september lag de dagelijkse sterfte in Antwerpen tussen 1833 en 1946 maar liefst zo’n 15 tot 20 procent hoger dan verwacht. De impact van hittegolven verschilde evenwel sterk van jaar tot jaar. Sommige hittegolven zorgden voor weinig bijkomende overlijdens, andere dan weer veel meer (grafiek 2.).
Veel hing af van de intensiteit van de hitte (hoe warm het overdag werd, maar ook hoeveel het ’s nachts afkoelde) en de duur van de hittegolf. Kijken we naar een schatting van het aantal hittedoden tijdens hittegolven per jaar, dan zien we dat de impact meestal relatief beperkt was. Zoals grafiek 2 toont, was het aantal hittedoden in Antwerpen zelden meer dan 20 of 30 per jaar met een hittegolf. Er is wel één opvallende uitzondering: het jaar 1911, met maar liefst 204 hittedoden (44 procent meer overlijdens op hittegolfdagen). We zien ook dat hittegolven in de twintigste eeuw vaker voorkwamen dan in de negentiende eeuw (grafiek 1).
Deze resultaten zijn voorlopig, omdat de gebruikte methode nog verder kan worden verfijnd. We keken enkel naar sterfte op hittegolfdagen (d.w.z. dagen die deel uitmaken van een reeks warme dagen), en hielden dus geen rekening met sterfte op afzonderlijke dagen met hoge temperaturen. Daarnaast keken we enkel naar de overlijdens op die dagen zelf, terwijl hitte ook nog één of twee dagen later een effect kon hebben op het aantal overlijdens, wanneer het alweer koeler was.
Tenslotte werkten we met de oorspronkelijke, ongecorrigeerde temperatuurwaarnemingen van het KMI. Tot 1983 werd de temperatuur in open kasten gemeten, nadien in gesloten kasten. De temperatuurwaarnemingen aanpassen om overeen te komen met waarnemingen in gesloten kasten, zou betekenen dat de zomertemperaturen naar beneden worden bijgesteld. Daardoor zouden we minder hittegolven vinden dan we nu doen met de ongecorrigeerde data.
Het jaar 1911 kende dus een uitzonderlijk dodelijke zomer. Wat was er toen aan de hand? Het was dat jaar ongewoon warm. Van 1 juli tot en met 30 september werden in Ukkel op 59 dagen maxima opgetekend van 25 graden of meer, waarvan 24 dagen met maxima boven de 30 graden (grafiek 3.).
De Antwerpse kranten Het Handelsblad en de Gazet van Antwerpen berichtten tijdens die maanden regelmatig over de problemen die de hitte veroorzaakte, in Antwerpen en daarbuiten. Eind juli klonk het nog optimistisch dat de hitte een algemene uittocht naar de zee uitlokte. Maar algauw werd ook bericht over Antwerpenaars die, getroffen door een zonneslag, naar een ziekenhuis gebracht werden.
Vooral de agenten te paard bleken het zwaar te verduren te hebben. In de Gazet van Antwerpen van 11 augustus valt te lezen dat hun paarden strooien hoedjes droegen ter bescherming tegen de zon maar dat ze zelf bezweken onder hun zware helmen. Die ‘moorddeksels’ zouden in de hitte de agenten niet alleen hun haar doen verliezen maar ook hun gezondheid.
Veel van deze berichten klinken helaas vertrouwd. De droogte waarmee de hitte gepaard ging, zorgde voor bosbranden zoals in Marche-les-Dames, of legde oogsten in de as, terwijl een fabriek in Wetteren uit gebrek aan water de deuren tijdelijk moest sluiten.
Elders legden meerdere fabrieken in het land het werk gedurende een deel van de dag stil omdat de arbeiders ziek werden van de hitte. In Antwerpen lokte de hitte en droogte meerdere branden uit, waaronder een zeer grote brand in de magazijnen van de Compagnie des Magasins Généraux et Entrepots libres d’Anvers.
In Brussel hield niet alleen de hitte maar ook een vlooienplaag mensen uit hun slaap. Op zoek naar verkoeling sliepen velen in open lucht, in het Ter Kamerenbos, het park van Koekelberg of de Warande van Sint-Gillis. Volgens het Handelsblad veranderden die plaatsen ’s nachts in uitgestrekte kampen.
In de loop van augustus werd duidelijk dat de hitte vooral zijn tol eiste onder de jongsten. Dat bleek eerst uit cijfers van Parijs en later uit Londen, en op 24 augustus meldde het Handelsblad dat dit ook in Antwerpen het geval was. De krant bracht die hoge kindersterfte in verband met de kwaliteit van de melk. Door de hitte en droogte, en het gebrek aan veevoeder dat hieruit volgde, was melk schaars en duur geworden.
Onderzoek van de demografe Godelieve Stroobant bevestigt dat de hitte van 1911 een grote tol eiste, en dat jonge kinderen de grootste slachtoffers waren. Ze schat dat er in 1911 ongeveer 9000 doden meer vielen dan verwacht, waarvan het grootste deel, meer dan 6000, jonge kinderen waren. Velen van hen stierven met symptomen van buikgriep (gastro-enteritis), onder meer door een gebrek aan melk en water als gevolg van de hitte en droogte. Haar bronnen meldden dat ook in Antwerpen en omgeving tijdens de zomer van 1911 een groot aantal kinderen overleden aan gastro-enteritis.
Cijfers van S.O.S. Antwerpen ondersteunen die bewering. Van januari tot en met juni 1911 stierven er gemiddeld 65 baby’s (< 1 jaar) per maand in Antwerpen. Tijdens de zomermaanden steeg dat aantal enorm, tot 232 in augustus (grafiek 4.). In meer dan de helft van die gevallen in augustus werden darmklachten bij de doodsoorzaken genoteerd, met name (maag- en) darmontsteking of (gastro-)enteritis. Dankzij de Antwerpse data kunnen onderzoekers nu nauwkeurig nagaan in welke mate de sterfte tijdens de zomer van 1911 verschilt van die tijdens andere zomers.
Stroobant stelde evenwel vast dat landelijke gebieden het meest kwetsbaar waren tijdens die zomer. De sterfte lag het hoogst in de provincie Limburg, waar ook de hoogste temperaturen opgemeten werden. In landelijke gemeenten zorgde de droogte immers voor de meeste problemen. Grote steden zoals Antwerpen beschikten toen al over waterleidingen. Toch had ook in Antwerpen de kwaliteit van het stadswater te lijden onder de droogte, en het plaatselijk bestuur raadde inwoners aan het niet te gebruiken zonder het eerst te koken.
De hitte van 1911 maakte uitzonderlijk veel slachtoffers. Over andere historische hittegolven is momenteel nog weinig bekend, maar daar kunnen de Antwerpse data verandering in brengen. Dankzij het werk van de vele vrijwilligers kunnen we nu niet alleen nagaan wie er tijdens hittegolven kwetsbaar was, maar ook waaraan mensen stierven. Als daaruit blijkt dat, net als in 1911, jonge kinderen het meest kwetsbaar waren, door de combinatie van gastro-enteritis en hitte, dan maakten historische en hedendaagse hittegolven zeer verschillende slachtoffers. Vandaag zijn het immers niet jonge kinderen, maar ouderen die het meeste risico lopen bij hitte. Mogelijk waren vele ouderen vroeger ook slachtoffer van hittegolven, maar was hun aandeel in de bevolking te klein om veel impact te hebben op het totale sterftecijfer.
Verwacht wordt dat sterftepieken door hitte in de toekomst nog vaker zullen voorkomen, als gevolg van vergrijzing, verstedelijking en klimaatopwarming. Dat laatste is het belangrijkste verschil tussen historische en hedendaagse hittegolven. Zelfs al maakten historische hittegolven veel slachtoffers, de hittegolven op zich waren een relatief zeldzaam fenomeen. De ervaring van de voorbije zomers leert ons dat zulks niet meer het geval is.
Literatuur
De dataset van S.O.S. Antwerpen is in opbouw en zal volgens planning in de loop van 2022-2023 in gebruik worden genomen. Wie gebruik wil maken van de data-infrastructuur kan contact opnemen met een medewerker van het Queteletcentrum via queteletcenter@ugent.be.
De databank kwam tot stand aan de hand van een burgerwetenschapsproject. De voortgang van het project kan je volgen op www.sosantwerpen.be.
Zin om een handje toe te steken? Stuur dan een bericht naar sosantwerpen@ugent.be