DE CHOLERA-EPIDEMIE VAN 1866 IN BRUSSEL: EEN RECONSTRUCTIE

DETAILS

Gebruikte databanken:

GIS BRUSSEL, HISSTER, POPPKAD & LOKSTAT

Datum:

September 2020

Categorie:

Publicatie & video

Auteur: Isabelle Devos

In 1866 woedde in België een zware cholera-epidemie. De stad Brussel werd met 3.469 choleradoden het hardst getroffen. Tijdens de epidemie werden door het stadsbestuur allerlei statistische gegevens verzameld. 

Het Queteletcentrum koppelde die gegevens aan enkele van zijn databanken en slaagde er op die manier in om het verloop van de epidemie in de hoofdstad te reconstrueren en te bepalen wie de grootste slachtoffers waren. 


De blauwe dood in België

België werd in de negentiende eeuw zevenmaal door cholera geteisterd. De epidemie van 1866 was, met 43.400 slachtoffers, de zwaarste. In Europa werden toen zo’n 1 miljoen choleradoden geteld. 

Cholera kwam in de maand maart vanuit verschillende richtingen het land binnen en maakte tot begin december veel slachtoffers, met een piek in de zomer. Vooral in de steden en de omliggende gemeenten vielen een groot aantal doden te betreuren (grafiek 1). De stad Brussel werd met 3.469 cholera doden het hardst getroffen.

Cholera is een bacteriële infectieziekte met een incubatietijd van enkele dagen. De ziekte wordt vooral door besmet drinkwater verspreid. Voor drinkwater was men tot in de late negentiende eeuw meestal op (vaak vervuilde) waterputten en waterlopen aangewezen. De belangrijkste symptomen van cholera zijn hevig braken, zware diarree en een blauwe huidskleur. Om die reden werd de ziekte ook de ‘blauwe dood’ genoemd. 

Nauwelijks de helft van de patiënten overleefde. De werkelijke oorzaak van cholera was in 1866 nog niet gekend, ook al had de Engelse arts John Snow reeds in de jaren 1850 op het gevaar van vervuild water gewezen. Een doorbraak kwam er pas in 1883 toen de Duitser Robert Koch de cholerabacterie ontdekte. Voordien dacht men dat de ziekte werd veroorzaakt door zogenaamde miasmen, stinkende geuren uit verontreinigende waterlopen en straatvuil. 

Grafiek 1. Bruto cholera-sterfte per gemeente (aantal overlijdens per 1000 inwoners), België, 1866.

Bronnen: UGent Queteletcentrum, HISSTER databank; Documents statistiques de la Belgique, 1868.

Het verloop van de epidemie in Brussel

In het stadsarchief van Brussel is specifieke informatie te vinden over de cholera-epidemie van 1866, waaronder namenlijsten van alle choleradoden met persoonsgegevens (geslacht, leeftijd, geboorteplaats, beroep, adres). Ook de publicaties van de Brusselse arts Eugène Janssens die sinds 1862 door het stadsbestuur met de doodsoorzakenregistratie was belast, leveren belangrijke informatie. Door die gegevens te koppelen aan enkele van onze databanken, zoals het historische GIS Brussel (de digitale plattegrond van het 19de-eeuwse Brussel), POPPKAD (de databank van het Belgische kadaster uit de 19de eeuw) en LOKSTAT (de historische databank van lokale statistieken) kunnen we een vrij compleet beeld reconstrueren van de cholera-epidemie in Brussel.

Het eerste dodelijke slachtoffer viel op 26 mei 1866. Het ging om de 66-jarige weduwe Catherine Ravaiau, een voddenwerkster die samen met haar zus op het gelijkvloers van een huis woonde in een steegje aan de Oude Markt 32 (het huidige Anneessensplein). Dat was een zeer bescheiden gebouw dat uitgaf op de Zenne en meerdere wooneenheden en huishoudens omvatte. Tijdens de volgende dagen stierven nog twee personen als gevolg van cholera, opnieuw aan de Oude Markt 32: op 27 mei de vierjarige Antoinette Duval en op 28 mei het 16-jarige weesmeisje Barbe De Rauw, een naaister. Ook in de nabijgelegen huizen werden verschillende zieken gemeld, waarna de burgemeester alle inwoners van het steegje liet evacueren. 

Grafiek 2. Cholerasterfte per dag, Brussel, 26 mei-16 november 1866.

Bron: Stadsarchief Brussel, Politie, reeks rood 83-86.

In de weken daarna rukte het dodencijfer in de stad snel op (grafiek 2): vanaf midden juni telde men ongeveer 15 choleradoden per dag, een maand later was dat al verdrievoudigd. 

Op dat moment kregen de Brusselse ziekenhuizen zelfs met een tekort aan personeel te maken en moest de politie bijspringen om zieken en lijken te vervoeren. 

Op 25 en 26 augustus werd het hoogtepunt van de epidemie bereikt, telkens met 62 sterfgevallen. Vanaf begin september daalde de sterfte geleidelijk. 

Tegen midden november, bijna een half jaar na de eerste dode, was de epidemie in Brussel volledig uitgewoed. 

Het laatste slachtoffer was Nathalie Pollenus, de 59-jarige vrouw van François Lasne, advocaat en expert in immobiliën; zij overleed op 16 november in haar woonst, een herenhuis in de Koningsstraat 150. 


Hulpverleners

Ook het zorgpersoneel kreeg klappen: 7 agenten, 6 verpleegkundigen, 2 grafdelvers en 1 arts overleefden de epidemie niet. 

In veel steden en gemeenten kregen verdienstelijke hulpverleners een medaille of diploma als erkenning voor hun inzet tijden de epidemie. Het Brusselse stadsbestuur onderscheidde 275 personen voor moed en zelfopoffering. Het ging om politiemensen, armenmeesters die materiële hulp en informatie hadden verleend, artsen, hospitaal- en stadspersoneel, en personen die op eigen initiatief zieken hadden verzorgd. 

In de medische pers werd die beloningen vaak op hoongelach onthaald. De overheid kon, volgens de artsen, beter optreden tegen kwakzalvers of de patentbelasting voor geneesheren afschaffen.

Dergelijke kritiek klinkt vandaag bekend in de oren. Zo heeft de eenmalige premie van 300 euro als beloning voor de inspanningen van het zorgpersoneel tijdens de COVID-19 epidemie de voorbije maanden veel commentaar gekregen. Ook nu klinkt de roep om meer duurzame maatregelen (o.a. loonverhoging) luid.



Figuur. 1. De cholera als apocalyptische ruiter (tekening uit L'espiègle: journal satirique, politique, artistique et littéraire, Brussel, 1866)
Grafiek 3. Leeftijdsspecifieke cholerasterfte, Brussel, 1866. Bron: UGENT LOKSTAT-Databank; Volkstelling 1866; Stadsarchief Brussel, Politie, reeks rood 83-86.

Leeftijd en geslacht

Net zoals de huidige COVID-epidemie, maakte ook de cholera-epidemie van 1866 een belangrijk onderscheid naargelang leeftijd en geslacht. 

De ziekte maakte veel slachtoffers in de leeftijdsgroepen 0 tot 10 jaar en 20 tot 49 jaar, maar het aantal slachtoffers in een bepaalde groep kan ook hoger zijn omdat er nu eenmaal meer personen tot die leeftijdscategorie behoorden. 

Indien we rekening houden met de leeftijdsstructuur (het aantal inwoners per leeftijdsgroep) aangeleverd via de LOKSTAT-databank, dan komt een specifiek patroon naar voren (grafiek 3). 

Zo blijkt dat de grootste sterfterisco’s zich afspeelden in de eerste en de oudere levensjaren (60+). Het laagste risico bevond zich bij de tieners. Mannen blijken het meest kwetsbaar, behalve bij de oudere leeftijdsgroepen (60-79-jarigen).


Sociale klasse

Of de epidemie ook een groot onderscheid maakte naargelang de sociale klasse, is moeilijker te bepalen. Het beroep van de overledene werd dan wel op de overlijdensakte vermeld, maar dat was uiteraard niet het geval bij kinderen en meestal ook niet bij ouderen en vrouwen. Een goed alternatief om de welvaart van de overledenen te meten, is het kadastraal inkomen van het woonhuis van de overledene (de zgn. huurwaarde). Door het huisadres van de overledenen te koppelen aan de POPPKAD-databank konden we het kadastraal inkomen van de choleradoden in Brussel traceren. Voor elk Brussels huis beschikken we immers over de huurwaarde in de jaren 1864-66. In het kader van het POPPKAD-project werden die gegevens bovendien in een historisch-geografisch informatiesysteem omgezet. Zo kunnen we het verloop van de cholera-epidemie sinds de dodelijke uitbraak op 26 mei 1866 in Brussel dag na dag nauwkeurig volgen. De kaarten tonen het toenmalige grondgebied van de stad, met het oude centrum binnen de grote ringlanen in de vorm van een vijfhoek, en ten oosten hiervan de Leopoldswijk die toen recent was aangelegd. Daaromheen liggen de randgemeenten (Elsene, Sint-Gillis, Schaarbeek …) die niet worden getoond omdat accurate historische gegevens ontbreken. Deze gemeenten waren in die periode in volle ontwikkeling.


Zoals gesteld, begon de uitbraak in een volksbuurt aan de Oude Markt. Die verspreidde zich vrij snel in de onmiddellijke omgeving, het zuiden en westen van Brussel (Marollen, Fabrieksstraat, Hopstraat). Halverwege juni volgden de volkswijken in het noorden (O.L.V.-ter-Sneeuw en Broekstraat) en in de omgeving van de grote vijver ten oosten van de Leopoldswijk (vandaag Marie-Louise Square). In juli zien we de ziekte ook meer opduiken in wijken met een gemiddeld hoger kadastraal inkomen. Opvallend is dus dat de epidemie slachtoffers maakte onder alle lagen van de bevolking, maar dat het in de meer welvarende wijken wel een aantal weken duurde vooraleer de ziekte hard toesloeg. We moeten uiteraard ook in aanmerking nemen dat de woningen met een hoog kadastraal inkomen niet noodzakelijk allemaal welgestelde burgers huisvestten. Veel grote woningen werden immers in kleinere wooneenheden opgedeeld en verhuurd. 

Om het specifieke ruimtelijke patroon van cholera te kunnen onderscheiden, is het echter ook belangrijk om rekening te houden met de bevolkingssamenstelling en –dichtheid van de verschillende straten en wijken. De historische bronnen laten jammer genoeg niet toe om tot dat detail af te dalen, maar we beschikken wel over het aantal inwoners per straat. Op die manier kunnen we beter nagaan welke wijken meer of minder werden getroffen. 

Zo kunnen we stellen dat de cholera-epidemie zich in ruimtelijk opzicht erg selectief manifesteerde. Op grafiek 4 (rode en oranje kleur) zien we dat de cholera grote ravage aanrichtte in de lager gelegen volkswijken in het zuiden (Marollen), westen (Oude Markt  en Oude Graanmarkt) en het noorden (havenbuurt, Broekstraat en O.L.V.-ter-Sneeuw) van de stad. 

Daarnaast vielen veel doden te betreuren in het landelijke gebied ten oosten van de Etterbeeksesteenweg waar eveneens talrijke arbeiders in kleine woningen waren gehuisvest (huidige Europese wijk). De meeste hoger gelegen wijken, daarentegen, werden relatief mild getroffen (groene kleur). Dat geldt voor de handelswijken in het stadscentrum, de residentiële wijken rond het Warandepark en de Leopoldswijk met zijn talloze ambassades en consulaten.

Grafiek 4. Bruto cholera-sterfte per straat (aantal overlijdens per 1000 inwoners), Brussel, 1866.

Bron: UGent POPPKAD databank; E. Janssens, La mortalité dans la ville de Bruxelles, Bruxelles, 1868.

Nu we weten wie de grootste slachtoffers van de cholera-epidemie waren, is het ook belangrijk om een goed zicht te krijgen op de oorzaken hiervan. Toegang tot schoon drinkwater speelde hierin een centrale rol. Brussel was trouwens de eerste Belgische stad die sinds 1858 over een moderne openbare waterleiding beschikte. Het stadsbestuur probeerde om zoveel mogelijk mensen op het net te doen aansluiten. Met dat doel werden zelfs een aantal fonteinen en publieke waterpompen gesloten of weggehaald, tot groot ongenoegen van een groot deel van de (arme) Brusselaars die zich op die manier beroofd zagen van hun enige waterbron. De vraag is dan ook of de houding van het Brusselse stadsbestuur de cholera-epidemie van 1866 net niet heeft verergerd, maar daarover meer in een volgende blog…


Wil je aan de slag met een van de hierboven gebruikte datasets, aarzel dan niet om contact op te nemen met queteletcenter@ugent.be


Of wens je een handje toe te steken bij ons nieuw burgerwetenschapsproject www.sosantwerpen.be waarin we, samen met vrijwilligers, de sociale verschillen in doodsoorzaken in Antwerpen (1820-1946) zullen bestuderen? 


Wil je weten wie in het verleden de grootste slachtoffers van de cholera-epidemie  waren? Schrijf je dan in via sosantwerpen@ugent.be!

Bronnen

  • Stadsarchief Brussel, politiearchief, dossiers cholera 1866.
  • UGent Queteletcentrum, HISSTER databank 1866.
  • UGent Queteletcentrum, GIS Brussel 1865.
  • UGent Queteletcentrum, LOKSTAT databank 1866.
  • UGent Queteletcentrum, POPPKAD databank Brussel 1865.

Literatuur

  • Département de l’Intérieur. Documents statistiques de la Belgique, 1868.
  • Janssens, Eugène. Recherches statistiques sur la a mortalité dans la ville de Bruxelles, Bruxelles, 1868. 
  • Falise, Claudine. “Le cholera à Bruxelles en 1866”, Annales de la Société belge d’histoire des hôpitaux, 17(1979): 81-104. 
  • Viré, Louis. La distribution publique d’eau à Bruxelles, Bruxelles, 1973.